Het eerste stadium van tandbederf is beginnende cariës. Door zuren lost kalk op uit het tandmateriaal. Deze zuren worden geproduceerd door bacteriën die in de plaque op de tand zitten. Er ontstaat nu een witte melkachtige vlek op de tand. In het begin wordt alleen het glazuur aangetast, dat wil zeggen de buitenste laag van de tand of kies. Er is dan nog geen gat gevormd. Door een goede gebitsreiniging met een tandenborstel en hulpmiddelen voor het schoonmaken tussen de tanden, kan het proces worden gestopt. De glazuurlaag kan zelfs herstellen en de witte vlek kan weer verdwijnen! Het gebruik van een fluoridetandpasta, eventueel aangevuld met een fluoride mondspoeling kan het herstel nog extra bevorderen. Er ontstaat door de fluoride een extra sterke laag op de tand. In dit stadium van tandbederf hoeft de tandarts de tand of kies niet te behandelen en hij kan zich beperken tot het geven van adviezen aan u hoe u verder tandbederf kunt voorkomen.
Het tweede stadium van tandbederf wordt bereikt als het tandbederf voortgaat en de laag onder het glazuur wordt aangetast. Deze laag, het tandbeen, wordt hierdoor zachter. Tijdens het verdere verloop zal er nu een gat ontstaan in de buitenste glazuurlaag en de tand kan nu niet meer vanzelf herstellen. Is er eenmaal een gat gevormd, dan zal het rottingsproces ineens aanmerkelijk sneller verlopen, doordat bacteriën en voedselresten nu helemaal vrij spel krijgen. De tandarts moet nu ingrijpen door een vulling te maken. Zelf kunt u in dit stadium soms klachten aan de tand of kies waarnemen; namelijk het optreden van warm-koudgevoeligheid of pijn bij zoet eten.
Het derde stadium van tandbederf wordt gekenmerkt door een aantasting van het tandbeen tot diep in de tand in de richting van de tandzenuw. Er is nu een groter gat in de buitenste glazuurlaag en het aangetaste tandbeen raakt verder in verval en wordt boterzacht. In dit stadium zullen er meestal pijnklachten bij warm of koud optreden. Het eten van zoete dingen kan ook irriteren. De tandarts moet in dit stadium optreden om het tandbederf tot staan te brengen en om te voorkomen dat de bacteriën de zenuw zullen bereiken, met als gevolg een zenuwontsteking.